Weigering VOG minderjarige bij zedendelict evident disproportioneel
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 september in zaak nr. 201110668/1/A3) dient bij de toetsing aan het subjectieve criterium uitdrukkelijk te worden meegewogen of de gevolgen van een weigering van een VOG evident disproportioneel zijn wegens het feit dat het zedendelict is begaan tijdens de minderjarigheid van de betrokkene, dan wel wegens de aard en de zwaarte van het delict, de omstandigheden waaronder dit delict is begaan en de hoogte van de opgelegde straf (ABRvS, 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8567).
Weigering VOG voor taxivergunning na zedendelict evident disproportioneel
Ter zitting heeft de staatssecretaris te kennen gegeven dat het zedendelict doorslaggevend is geweest voor de weigering van de VOG. Desgevraagd heeft hij medegedeeld dat het in de lijn der verwachtingen ligt dat een VOG zou zijn verleend indien het zedendelict niet zou zijn gepleegd. Het betreft een zedendelict dat [appellant] heeft begaan op minderjarige leeftijd met een minderjarige. Voorts is het tijdsverloop van negen jaren gezien de leeftijd van [appellant], die ten tijde van de VOG-aanvraag vierentwintig jaar was, een relatief lange periode. In die periode van negen jaar heeft [appellant] voorts geen zedendelicten gepleegd. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich in het besluit van 29 april 2011 op het standpunt gesteld dat de jeugddetentie van twee weken, die voorwaardelijk was opgelegd, een lichte afdoening van het zedendelict was, terwijl de staatssecretaris zich in het besluit van 26 augustus 2011 op het standpunt heeft gesteld dat uit het feit dat een voorwaardelijke jeugddetentie is opgelegd geconcludeerd kan worden dat het niet een licht vergrijp betreft. Ter zitting heeft de staatssecretaris dit standpunt herhaald. Niet is gebleken of en in hoeverre de staatssecretaris de voorwaardelijkheid en de duur van de voorwaardelijke detentie heeft meegewogen. Gezien het bovenstaande overweegt de Afdeling dat de staatssecretaris in het besluit van 26 augustus 2011 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de weigering in dit geval niet evident disproportioneel is.
Het betoog slaagt.
< Terug naar Verklaring omtrent het gedrag